
Heldendaad in de Sahara.
Voor onze rubriek ‘De Ontmoeting’ praten we elke twee weken met iemand over zijn of haar levensvisie. Over valkuilen, tegenslag, teleurstelling, verdriet, geluk, kansen en hoe daar mee om te gaan. Ieder mens krijgt er vroeg of laat mee te maken. Het zou fijn zijn als we van elkaar kunnen leren. Van andermans fouten, maar evenzeer van iemands opstekers, zodat we samen groeien en wijzer worden.
Hopelijk inspireren deze verhalen ons om de wereld waarin we leven met elkaar een beetje mooier te kleuren.
Heldendaad in de Sahara
In de zomer van 1993 eist de Sahara de levens van twee 24-jarige Nederlandse jongens. Door een inschattingsfout belanden zij – samen met een ingehuurde, lokale gids – ongewild in de zogenaamde ‘driehoek des doods’. Als ze daar op een steen stuiten en zo een wiel naar de mallemoeren helpen, houdt hen dat noodgedwongen dagenlang gekluisterd aan die hel van zand, steen en zon. Zonder zicht op hulp, water of voedsel kijkt de dood hen onverbiddelijk in de ogen. Terwijl hun laatste uren wegtikken, schrijven ze een dagboek met ontroerende, liefdevolle, realistische, humoristische en opbeurende teksten.
Wonder boven wonder blijft dat dagboek intact èn het wordt ook terug gevonden. Daarin vragen ze hun vriend Eddy van der Ley ‘er iets mee te doen’.
Die geeft daar nu – dertig jaar later – gehoor aan. Met het boek ‘Heldendaad in de Sahara’ hoopt hij zijn vrienden te eren voor hun heldhaftige dood.
Dood gaan. We krijgen er allemaal vroeg of laat mee te maken. Hoe we daarmee omgaan, valt vooraf niet te voorspellen. Maar, de praktijk leert dat mensen voor hun naderende dood niet zelden bang, moedeloos en of depressief raken
De manier waarop deze twee hun dood tegemoet traden, is daarom met recht een heldendaad te noemen. Met zelfspot, humor, sentiment en bijna onmenselijke wijsheid namen deze jonge mensen doch grote zielen in hun dagboek op grootse wijze afscheid van hun dierbaren en het leven.
Boezemvrienden
Eddy van der Ley en Peter Teggelaar, één van de twee, waren boezemvrienden. Peter, vanaf zijn tweede tot achttiende jaar woonachtig in Haaksbergen, vertrok tijdens zijn middelbare schooltijd elke dag op de fiets naar Enschede waar Eddy woonde en schoolging. Daar leerden ze elkaar kennen. Eddy: “Het klikte direct. We waren aan elkaar gewaagd, hadden dezelfde humor en konden allebei goed schrijven. Toen Peter en ik zo’n achttien, negentien jaar oud waren, verklaarden we ons nooit te laten plooien door de hiërarchie van een organisatie of werkgever. ‘Onze namen zullen nooit ergens op een loonlijst verschijnen’, predikten we. Behalve vrije geest was Peter ook nog eens bijzonder avontuurlijk en zeker geen type voor een weekendje CenterParcs. Hij ging in alles ver en liefst nog net iets verder”.
Die natuurlijke drang naar vrijheid leidt hem eind vorige eeuw naar de Sahara. In 1991 om precies te zijn. Peter leest in een tijfdschrift hoe avonturiers hun, voor Nederlandse begrippen, afgeschreven auto’s door het Algerijnse deel van de woestijn rijden. Doel is er in Niger, Mali of Burkina Faso grof geld van te maken. Met zijn rode haardos staat Peter letterlijk direct in vuur en vlam. “De kans dat ik deze mogelijkheid niet met twee handen aangrijp, is kleiner dan de kans dat Jezus Christus deze week nog op aarde terugkeert”, laat hij Eddy weten. En hij vraagt zijn grote vriend hem te vergezellen. Deze heeft dan echter al een goedlopend persbureau – waarvoor Peter ook schrijft – kan derhalve onmogelijk voor langere tijd weg en bedankt voor de invitatie.
Peter vertrekt enkele maanden later met een andere vriend en komt terug met fantastische verhalen.
Niet te temmen verlangens
Hij schrijft er een artikel over dat op 24 augustus in de weekendbijlage van de Twentsche Courant verschijnt.
Een citaat uit dat artikel: “De voornaamste reden waarom iemand het in zijn hoofd haalt door de Sahara te rijden, is de uiterst lucratieve autohandel in Niger. In deze voormalige Franse kolonie zweert men bij Peugeots, hetgeen in de prijs dan ook volledig tot uitdrukking komt. Voor een oude wagen die bij iedere zichzelf respecterende APK-keuring geweigerd wordt, leggen ze in deze contreien grif duizenden guldens op tafel. Deze spectaculaire manier van geld verdienen doet velen besluiten af te reizen naar deze hel van zand, steen en zon. Vooral in het voor- en najaar scheuren deze occasionkonvooien door de woestijn, omdat de temperaturen dan nog enigszins te harden zijn. In de zomer wagen slechts weinigen een poging, of het moeten idioten zijn zoals wij, die in verband met de vakantieperiode geen andere keus hebben”.
De trip door de Sahara maakt niet te temmen verlangens in Peter los. Eddy: “Hij was na één keer verlokt door de mystiek van de woestijn. Zijn verhalen na afloop schetsten zijn liefde en enthousiasme voor dat barre deel op aarde. Het avontuur, de stilte, de leegte, de eindeloze sterrenhemel, de temperaturen, bloeddorstige Toearegs, omkooppraktijken, rijden door diepzand, de prachtige desolate woestijn, de gevaren, het ontbreken van comfort en luxe, hij kon er eindeloos en aanstekelijk over vertellen. Het eventueel te verdienen geld interesseerde hem veel minder. Sterker nog, die twee ritten leverden hem niets op. Geld noemde hij het slijk der aarde”.
Een tweede rit blijft niet lang uit. Nog datzelfde jaar, in december, gaat hij met een andere vriend weer op pad. Eddy – opnieuw gevraagd, maar inmiddels nog drukker dan voorheen – ziet wederom geen kans zijn beste vriend te vergezellen.
En weer gaat het – met de nodige calamiteiten – goed.
Tot die derde, zo blijkt later, fatale keer. In de zomer van 1993 vertrekt hij – nadat zijn vriend Rijn vanwege een aantrekkelijke aangeboden functie afhaakt – weer. Die keer is het Marc Gilsing die hem vergezelt.
Vrijheid! Vrijheid!
Het is juni, de gekochte Peugeot 505 wordt Rizla gedoopt en Peter heeft op de valreep nog contact met een vrouw die samen met haar man in de Sahara is geweest. Zij kent de route die Peter wil nemen. Het blijkt een langere piste te zijn met veel meer zand en veel meer eenzaamheid. Ook wel route van de enorme dorst genoemd.
Een week vóór vertrek ziet Eddy Peter nog. “Hij had wat advertorials geschreven voor mij en kwam de floppy disk persoonlijk in Hengelo afgeven. Achteraf gezien zullen die verhalen uiteindelijk – zonder dat ik het wist – onder zijn naam gepubliceerd zijn terwijl hij in doodsstrijd verkeerde of wellicht zelfs al overleden was. Dat was de laatste keer dat we elkaar zagen”.
Op 15 juli schrijft Marc: “Morgen gaat het echt gebeuren. Het is heel moeilijk voor te stellen wat er allemaal gaat gebeuren. Vrijheid! Vrijheid!”
Een dag later vertrekken ze. Uit Marc’s dagboek op 17 juli: “Peter was als geen ander gebrand om ons zo snel mogelijk weg uit de gevangenschap te leiden naar de ontsnapping van enkele weken zonder gezeik. Los van al die stress thuis!”
Enige tijd later krijgt Rijn in Arnhem nog een telefoontje van Peter. Daarin vertelt hij kort dat ze afzien van de route naar Mali, omdat ze daar geen goed gevoel bij hebben. Peter kiest wederom voor de hem bekende route Tamanrasset – Niger. Met de woorden “Tot over twee weken” nemen de vrienden afscheid van elkaar.
Zoektocht
Maar, dat komt er nooit meer van want, halverwege augustus krijgt Eddy een telefoontje van Peter’s vader Jan. Gewoonlijk de rust zelve vraagt hij bevreesd of Eddy de voorbije dagen iets van Peter en Marc heeft vernomen. Het tweetal had op 7 of 8 augustus zullen terugkeren in Arnhem. Dat is niet gebeurd.
Al vrij snel daarna wordt alarm geslagen. Onder meer de Algerijnse autoriteiten, de Nederlandse ambassade aldaar, helikopters en vliegtuigjes, invloedrijke emirs, ziekenhuizen, campings, politie- en grensposten tot zelfs Interpol worden ingeschakeld voor een uitgebreide zoektocht.
Dan wordt het vrijdag 12 november. Eddy – een week voor zijn geplande bruiloft – luistert aan het eind van de middag met een half oor naar het nieuws op Radio 3. Hij krijgt iets mee over twee Arnhemmers en spitst direct zijn oren. Twee mannen blijken in de Algerijnse woestijn – ten zuiden van Tamanrasset – dood te zijn aangetroffen. De lichamen moeten weliswaar nog worden geïdentificeerd, maar Eddy weet genoeg. Marc en Peter zijn niet meer in leven.
Later zal blijken dat Peter en Marc op woensdagavond 10 november acht uur plaatselijke tijd bij toeval zijn aangetroffen door een politie-patrouille. De lichamen werden gevonden naast het wrak van een uitgebrande auto. De families krijgen de vraag gebitsgegevens aan te leveren om de officiële identificatie te bespoedigen. De lichamen verkeren in verregaande staat van ontbinding en aanvullende informatie is absoluut noodzakelijk.
Op nog geen twintig meter van de lichamen wordt een dik schrift met plastic voorblad gevonden. Het is gemarkeerd door stenen om zodoende bescherming te bieden tegen de natuurlijke grillen van de Sahara. Op de cover staat bovenaan, in grote letters, door Peter geschreven: MONSIEURS DE LA POLICE, ICI C’EST POUR NOTRE DE FAMILIE ET AMI A D’OLLANDE!! (Heren van de politie, dit is voor onze familie en vrienden in Nederland!!) Het blijkt een dagboek te zijn.
Dagboek
In het dagboek wordt op 27 juli voor het eerst melding gemaakt van serieuze problemen. De auto heeft het dan al begeven, er is nog maar dertig liter water voor drie man en ze hebben al dagenlang geen mens gezien.
De gids die kort daarop zonder water vertrekt om hulp te halen bij een 60 km verderop gelegen, vermeende legerplaats, keert nooit terug.
Peter in het dagboek: …….”Maar ik denk dat mannen wat harder, wat relativerender zijn dan vrouwen. Daarom maak ik me meer zorgen om mijn moeder dan om mijn vader, hoewel er qua liefde geen verschil in zit. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat wij dit soort dingen aan het opschrijven zijn. We maken het er misschien alleen maar erger mee, hoewel dat dus echt niet de bedoeling is. We proberen alleen maar duidelijk te maken, dat onze enige échte hel de gedachte aan jullie verdriet is. Doe ons postuum een plezier en leef vrolijk verder, zonder om ons te treuren. Daar zouden jullie ons namelijk het meest pijn mee doen. Onze eigen lasten kunnen we wel dragen. We zijn als grote jongens de uitdaging aangegaan en we zullen ook als grote jongens ons verlies ondergaan”.
Op woensdag – vermoedelijk 4 augustus – schrijft Marc om 11 uur ‘s ochtends:”Op de optimistische momenten is dit overigens prima vol te houden, hoor! Dan denk ik aan de prachtige ervaring en heftige herinnering die ik hieraan overhoud. En dat het m’n persoonlijkheid vergroot, want hier moet je goed sterk voor zijn wil je hier niet gek worden. En zolang ik leef is er godverdomme nog hoop. Ik voel me nu nog topfit, dus geestelijk sla ik me er ook nog doorheen. Ik geef ons nog 30 uur……Waarin ik overigens ook nog een brief ga schrijven aan Pa en Myr(zus, redactie) en één aan mijn lieve Freek (broer, redactie). Maar daar is het nu nog te vroeg voor. Veel te vroeg! God wat is het heet en wat verlang ik naar de nacht, de kou, dan ga ik lekker languit in het zand liggen. Denken aan Susan (vriendin, redactie). Hoe lekker ze is! En hoe lief ook, en zo”.
Ergens, begin augustus, moet het doek ook voor Peter en Marc zijn gevallen. Navraag bij artsen leert Eddy dat ze waarschijnlijk – gelet op hun goede fysieke conditie – min of meer tegelijk langzaam weg gegleden zijn en in een coma raakten.
“Vaarwel wereld, we waren nog lang niet met je klaar” besluit Marc zijn dagboek.
Heldendood
“Wow Wow! Wow! Wat een afscheid! Dit is een heldendaad. Een heldendood” schrijft Eddy in zijn boek. “Wanneer je op deze evenwichtige, moedige, realistische, humorvolle wijze afscheid kunt nemen van het leven, zonder een greintje zelfmedelijden, en met de zorg voor hen die achterblijven als veruit het belangrijkste thema, dan verdient dat alle denkbare lof”.
En precies dat voelt Eddy als zijn verantwoordelijkheid. “De jongens hebben daar expliciet om gevraagd. Eddy, doe er iets mee. Dat zinnetje is me al die jaren bijgebleven. In 2003 heb ik – in goed overleg met de familie – een vijf pagina’s groot artikel geschreven voor de weekendbijlage van het Algemeen Dagblad. Eén dag voor publicatie belde Marc’s vader mij met de woorden ‘ik kan het niet aan’. De emoties waren nog te ruw en rauw. Toen heb ik het verhaal direct – uit respect – terug gehaald. Ik wist dat ik niet snel daarna weer een poging moest wagen. Maar het verzoek en zinnetje bleven wel in mijn achterhoofd”.
Eddy – tot 2015 nieuwsjournalist – kreeg zo’n acht jaar geleden zijn handen vrij voor andere zaken. Hij ging onder meer boeken schrijven, voornamelijk biografieën van mensen uit de voetbalwereld.
Een paar jaar geleden achtte hij de tijd rijp om gehoor te geven aan het verzoek van zijn vrienden. De familie van Peter was altijd al accoord. De vader van Marc was inmiddels overleden en derhalve benaderde hij Marc’s zus Myriam. Zij vond het idee fantastisch.
“Ik ben vervolgens gaan praten met veel mensen uit Peter’s en Marc’s verleden om uit hun eigen mond te horen wat het gebeuren voor hen betekend heeft. Familie, vrienden, ik heb ze allemaal gesproken. Wat al snel duidelijk werd, is dat de jongens nu nog steeds in ieders leven zijn. Mensen denken nog altijd aan hun zoon, broer en vriend. Alma, Peter’s vriendin, draagt nog altijd zijn armband. Als die kwijt is, zoekt haar hele familie – ze heeft inmiddels een man en kind – net zo lang tot hij gevonden is. Ze hebben daar volledig begrip voor, ook al hebben ze Peter nooit gekend”.
“Bonustijd”
Eddy is iemand die – zoals hij het zelf formuleert – “altijd al alles naar de kloten relativeerde. Ik vind alles te triviaal. Ik vind, behalve de zorg voor en relatie met mijn kinderen en omgeving, weinig belangrijk. Ik ben wars van materialisme. Je moet het leuk hebben in je leven, lol hebben. Maak er wat van. Dat zijn de waarden die ik belangrijk vind. Ik wil zelf mijn leven bepalen. Ik doe werkelijk niets wat ik niet wil. Ik ben ervan overtuigd dat als je je passie najaagt, geld vanzelf wel komt. Dat heb ik ook heel bewust aan mijn drie kinderen doorgegeven. Twee van hen zijn avontuurlijk, een helemaal niet, maar als die twee een vergelijkbare trip naar de Sahara zouden willen ondernemen, was ik de eerste die ze daarin zou stimuleren. Het is er tegenwoordig natuurlijk veel minder gevaarlijk, door de betere communicatiemiddelen.
Ik heb net iets te vaak mee gemaakt dat mensen plotsklaps en niet zelden veel te jong uit het leven werden gerukt. Net vóór Peter en Marc, overleed mijn moeder op 46-jarige leeftijd. En mijn allerbeste jeugdvriend Marcel van Nieuwenhoven – ook journalist – is jaren later omgekomen bij die afschuwelijke vuurwerkramp in Enschede. Hij moest uiteindelijk – net als Marc en Peter – geïdentificeerd worden aan de hand van gebitsgegevens.
Mijn levensinstelling van pluk de dag en koester wat je hebt – waar ik toch al van doordrongen was – is daardoor alleen maar sterker geworden. Sinds hun dood heb ik het gevoel in bonustijd te leven. Ik had immers net zo goed degene kunnen zijn die Peter vergezelde op zijn laatste, fatale trip. Maar, ik ben er nog. Ik heb het voorrecht dat ik nog leef en hun gedachtengoed en ideëen kan mee- en uitdragen. En op de een of andere manier zie ik dat als mijn taak.
Vooral in het begin, was ik ook heel bewust in mijn watergebruik. Ik lette erop dat ik niet te lang douchte, ik liet de kraan niet langer open dan nodig en stoorde me als mensen dat wèl deden. Peter en Marc waren immers als gevolg van gebrek aan water overleden.
Peter is mij ook altijd blijven inspireren als verslaggever. Niet zelden zit hij op mijn schouder en pusht mij over een grens. Ik leer nog elke dag van hem”.
Bron van inspiratie
“Mijn herinnering aan Peter is groots en grandioos. Ik denk met een enorme glimlach terug aan hem. Wat wij in de loop der jaren samen hebben mee gemaakt, is van groot belang geweest voor mijn verdere leven. Het is dan ook een voorrecht dat ik hem heb mogen kennen en een privilege dat hij in mijn leven is. En ik zeg nadrukkelijk is en niet is geweest, omdat hij nog steeds aanwezig is. Op mijn schouder, in mijn hoofd en in mijn levensstijl. Op de cruciale momenten hoor ik zijn stem die me de weg wijst. En nog sterker, ik ben voor het boek enkele maanden geleden naar de Sahara gegaan om het hele gebeuren zo goed mogelijk te reconstrueren. Dat was heel emotioneel, want ik ben letterlijk in hun voetsporen getreden. Aan de hand van het dagboek, bedacht ik me ter plekke herhaaldelijk dat ze precies daar hebben gelopen, gestaan of gezeten. En daar, op de plek waar Peter meerdere keren was, zag ik veel Peugeots rijden. Soms meende ik Peter achter het stuur te zien zitten. Dat moeten een soort van fata morgana’s geweest zijn. Ik ben een agnost. Ik kan met mijn aardse verstand niet weten wat er gebeurt als we ons lichaam verlaten.
Ik weet wel dat Peter altijd al een aureool van onsterfelijkheid om zich heen had hangen. Die zou zich altijd redden in alle situaties. Dat wist iedereen die hem gekend heeft. Zijn geest waart nog altijd rond. Die hangt hier boven me.
Ook heb ik al die jaren geweten dat ik de wereld deelgenoot wilde maken van de heldhaftigheid op hun sterfbed. Als je toch in staat bent om op 24-jarige leeftijd je eigen leven te bagatelliseren en te relativeren in de hoop je nabestaanden daardoor kracht te geven voor het verlies, dan strijd je een heldendood. De manier waarop Marc en Peter dit hebben gedaan, heeft een ongekend grote en positieve impact gehad op het rouwproces en verdere leven van de nabestaanden. Zij zijn een bron van inspiratie geworden, ook lang na hun dood.
Dat overstijgt mijns inziens de grenzen van Nederland, want het is universeel uniek. Ik wacht natuurlijk eerst af wat het boek hier gaat doen, maar mijn plan is om het te laten vertalen. De hele wereld moet weten van de heldendaad van Marc en Peter. Er is inmiddels ook al belangstelling van filmproducers. Maar dat komt eventueel later wel. Bovendien ben ik van mening dat de rechten daarvoor bij beide families liggen”.
Waterproject
Mocht het boek een groot succes worden dan gaat Eddy een waterproject opzetten of steunen in de Sahara. Daarbij gaat het dan vooral om het overbrengen van kennis.
Ook is een audioboek in de maak dat Eddy zelf inspreekt. “Heel moeilijk en emotioneel”, reageert hij, “maar ik kan het niet overlaten aan een stemacteur. Die kan de emoties nooit nabootsen en doorvoelen zoals ik”.
Behalve dat is hij aangeschoven in talkshows als Humberto Tan en bij Tijd voor Max. Hij zal op regionale radio- en tv-zenders te horen zijn, alsook in België. Alles, maar dan ook alles trekt Eddy uit de kast om zijn vrienden te eren.
“Dit boek is voor een ieder die het maar wil lezen, schrijven ze in het dagboek waarbij ‘een ieder’ is onderstreept. Ik ga mijn uiterste best doen om dat aantal zo groot mogelijk te maken”.
‘Heldendaad in de Sahara’ ligt sinds 26 september in de winkel.
Lees meer verhalen van De Ontmoeting
Volg het nieuws uit Haaksbergen
tekst en foto: Hanneke Straten